
Zelden ontspannend, die groepsreizen naar wijnregio’s. Eerder afmattend. En geregisseerd informatief. Blijf vooral ‘meegaand’ en trouw aan het programma. Wie iets anders probeert, wordt voor dwarsligger aangezien. Journalisten lopen niet met tegenvallende werkomstandigheden te koop. Die aanvaard je of niet. Voor gezeur is geen ruimte. Zo ondervinden dat ook vakgenoten die bij nacht en ontij achter het wijnnieuws aan zitten. Het beeld bij de buitenwacht is dat ze een gebraden-hanen-leven hebben en overal in de watten worden gelegd. Dat illustreert hoe hardnekkig fabels over het gouden leven van ‘geïnviteerde’ journalisten de ronde blijven doen.
De werkelijkheid ziet er meestal anders uit. Zo ben ik, na jaren beroepshalve in en buiten Europa te hebben gereisd, eens nagegaan hoe vaak zo’n wijntrip ‘klantvriendelijk’ is verlopen. Daarmee bedoel ik dan dat er behalve met de commerciële belangen van de uitnodigende partij óók rekening werd gehouden met het feit dat journalisten om die belangen te dienen niet uitsluitend als werktuig wensen te worden beschouwd.
Opjagers
Als ergste opjagers noem ik dan de Fransen. Wie daar instapt in een wijnprogramma van enkele dagen, weet dat hij nauwelijks rust zal kennen. Vroeg de deur uit en vaak na middernacht weer terug. In een accommodatie die sterk kan variëren. Maar meestal tot de categorie behoort die je bij vakantieplannen overslaat. Kleine, liefst hokkerige, in zeven minuten ‘opgeschoonde’ eenpersoonskamers. Wrakkig meubilair, ‘salle d’eau’-voorzieningen die bijna nooit fatsoenlijk werken. Vaak geen water dat warm genoeg is en nooit een opsteekpen om de douchekop op z’n plaats te houden. Reden waarom ik steeds een ijzeren knaapje in mijn koffer had om dat na enig buigwerk als zodanig te laten fungeren. Je wilt liever ook niet weten hoe die verdachte vlekken in de bedsprei zijn gekomen. En zo’n ’s lands- wijs- ’s lands- eer- ontbijt ( kleffe croissant met mislukte koffie) na een nacht aan een lawaaiige rondweg brengt je ook niet in een ‘feel good’ -stemming. Daar komt nog bij dat de Fransen als uitgangspunt hebben: wij betalen hun kosten, dus ze werken er godbetert maar voor. En dat betekent per dag vijf of meer proef- of reportagebezoeken over lange afstanden. Aan wijngaarden en boeren, die je steevast om niet te zeggen verplicht door de zoveelste wijnkelder loodsen. Geen uitzondering dat je langer in een busje rond hobbelt dan al die bezoeken aan tijd kosten. Tussen de middag wordt het lunchen met een verse lading wijnboeren. Die denken dat het streekdialect je is komen aanwaaien, dozijnen flessen laten aanrukken en je vertellen waarom die zo uniek zijn. En ’s avonds wordt er veel te lang en vooral tergend traag ‘gedineerd’ met ‘gewichtige’ instanties en weer andere wijnmakers. Als ik zeg dat de kwaliteit van al dat voedsel in het budget moet passen, weet je genoeg.
Onmogelijk
Die Fransen zetten zo’n wijnprogramma meestal zo in elkaar, dat er geen ontkomen aan is. Wil je voor een paar uur afhaken, dan wordt dat door het reisschema volstrekt onmogelijk gemaakt. Direct na aankomst, stap je, hoe reismoe je ook mag zijn, al in zo’n ’transporter’ op weg naar het eerste adres. Dat hotel komt later wel. En zo gaat het dagenlang. Totdat je energie het begeeft. De onverlaat die op eigen gelegenheid tussendoor andere wijnboeren wil bezoeken dan de wijntrip-organisatie heeft bedacht, wordt als spelbreker beschouwd. En voor een volgende keer niet meer ‘uitgenodigd’. Kritische journalisten vormen niet bij voorkeur de doelgroep die op die trips met open armen wordt ontvangen. ‘Eens en nooit weer’, geldt voor iedereen die geen glad of gepolijst verhaal aflevert.
Groepsreizen, meestal liever niet
Na al die jaren leer je kieskeurig met dat soort ‘invitaties’ om te gaan. De ambitieuze die zich vrijwillig meldt voor het peloton dat namens de ‘opdrachtgever’ wijnjournalisten naar Frankrijk haalt, weet al snel wat er van hem of haar wordt verwacht. Rondreizen op eigen initiatief levert vaker en comfortabeler de gewenste informatie op dan bij zo’n jaknikkers-toer. Die wil vooral uitstralen hoe rimpelloos het wijnleven zich daar ontrolt.
Liefst ‘veul’
Reizen in groepsverband opent bij de meeste wijnscribenten niet de literaire ader waaruit de adembenemende reportage vliedt. Oppervlakkige publiciteit met hoogstens een quote en een opsomming van vermeende ‘hoogtepunten’ zijn daarvan het hoogst haalbare resultaat. Alleen de ‘uitnodigers’ zijn degenen die niet inzien dat opjaagprogramma’s afstompen en geen frisse inspiratie opleveren. Artikel-kwaliteit herkennen ze nauwelijks. Dus zien we op dat soort wijntrips ook steeds meer uit het niets opduikende, minder relevante ‘bloggers’. Die lopen eerder in de weg dan dat ze kunnen schrijven. Laat staan tot aansprekende kennisoverdracht met toegevoegde waarde in staat zijn.
Als er maar ‘veul’ geschreven wordt, hoopt de ‘opdrachtgever’. Ook al rammelen teksten aan alle kanten. Wie met die instelling overweg kan, moet vooral aan dat soort groepsreizen blijven deelnemen.
