
Spugen in een onding: mag ik even van bek?
Vroeger werd er niet gespuugd maar gespogen. Dat woord past als geen ander bij zo’n proeverij die het je amper mogelijk maakt een slok te lozen. In de ‘crachoir’ zou je zeggen, een duur woord voor spuugbak. Maar die moet er dan wel zijn. In de buurt dus en niet zo’n twintig meter verderop. Want om je met zo’n volle klep, allerlei grimassen makend, door het degusterende volk te navigeren, is nog een heel gedoe. Proevers snappen veel van wijn, maar niet dat je hoge nood kunt hebben tussen je wangen. Ze blijven plompverloren op hun plaats staan oreren over wijnkarakteristieken die nog moeten worden uitgevonden en zijn niet van zins ook maar een millimeter in te schikken. Pas als je ze stevig op de schouder tikt en binnensmonds enkele borrelende geluiden maakt, wil de boodschap wel eens doordringen: jij moet nodig ‘van bek’ in die bak.
Je kunt zo’n onvrijwillige afstand ook bekorten. Hou je van de domme en triets gewoon in de bak water die naast de proefwijnen staat. Doe gewoon of dat een spuugbak is zonder schaamrood op de kaken. Tien tegen één dat de wijnboer achter de tafel je laat weten dat je z’n koelwater hebt aangerand, maar intussen ben jij wel van die teug af.
Verzameltuba
Bij vrije proeverijen zie je vaak te weinig ‘crachoirs’. Of op enkele plaatsen in de zaal staat zo’n omgekeerde roodkoperen verzamel-tuba, waarvoor je in de rij moet staan om van je ongerief af te komen. Het voordeel daarvan boven zo’n ordinaire spuugemmer is, dat je niet wordt ondergespat als jouw straal met kracht in de gore afscheiding klettert die je voorgangers hebben nagelaten. Laat staan dat de geur je de lust bezorgt om de proeverij opgewekt voort te zetten. Daarom roep ik de organisatoren van proeverijen op voor voldoende loos-gelegenheid te zorgen op de proeftafels zelf. En vooral om de inhoud niet het niveau te laten aannemen waarvan je maag omdraait. Hoe al die proevers al jaren gedogen dat wat hun goede smaak moet bevorderen weer meteen teniet wordt gedaan door die onhygiënische spuugemmer-cultuur is mij een raadsel. Maar ze slikken het gedwee en gaan tam boven die prut-pot staan, alsof ze in de onmogelijkheid verkeren aan die dressuur te ontsnappen.
Spuugbakken, vaak nog erger dan verstopte urinoirs. Klabakken die op straat wel eens worden bespogen, weten er van mee te praten. Ze hebben inmiddels een uitklapscherm als afweersysteem tegen spugers van diverse fluimage. Wijnproevers zijn weerloos tegen zo’n kersige dwaalstraal van een kwispedorus. Zelfs na de stomerij staan ze nog rood.
Meuk bij meuk
Laatst zag ik een groep dames fanatiek in een plastic emmer cracheren waarop met witte letters Moët & Chandon stond. Meuk bij meuk, zei er een, terwijl ze met de achterkant van haar hand laatdunkend haar getourmenteerde mond afveegde. En zo heeft iedereen zo z’n eigen redenen om wat voor ‘wijn’ doorgaat niet de huig te laten passeren. De een wil veilig naar huis; de ander onbespoten.
De ‘crachoir’ is bij de- of appreciatie van wijn een onmisbaar attribuut. Maar terwijl bijna alles in de wijnwereld naar iets ‘beters’ is geëvolueerd, emmeren we met die spuugbak nog net zo primitief als in de middeleeuwen. Waarom zetten we daar niet eens paar ‘designers’ op die vooral de functie van dat ding visueel aantrekkelijk tot z’n recht laten komen?
Aan onze nationale wijninnovatieblingtoekenners zal het niet liggen.
